|
Veld 65 “Veld vijfenzestig is allereerst een verzameling verhalen over
mensen. Mensen, die ik ooit heb ontmoet. Mensen, die ik nog steeds onmoet.
Mensen met hun eigenaardigheden. Mensen met hun eigen aardigheden. Daarnaast is het een verzameling sfeertekeningen uit de
schaakwereld, waarbij het schaken slechts een verbindend motief is”. Willem D. Platje |
|
||
|
Email de auteur! |
|||
|
Barend |
|||
|
Ware vreugde is een ernstige
zaak (Seneca) De schaakpartijen, waarvan ik de notatieformulieren
jarenlang bewaard en bij vele verhuizingen in dozen heb meegevoerd, zijn me
dierbaar. Jarenlang verbleven ze in hun geheel, maar meestal naarmate de jaren
vorderden nog slechts bij flarden in mijn hoofd. Het zijn er vele en het deed
me genoegen ze enige tijd geleden bij het opruimen van de garage in papieren
vorm weer te vinden. Ik vergat even
mijn opdracht om alles uit die opslagplaats over te brengen naar de zolder.
De garage was een tijdelijk gehuurde berging en eigenlijk een luxe fietsenstalling
geworden. Veel te duur voor het gebruik dat ik er van maakte. Opruimen dus. Ik schoffelde wat boeken opzij, die een flinke berg op de
vloer vormden, schoof een reeds lang overbodige stoel aan en begon de
notatieboekjes en formulieren door te bladeren. Lang vergeten namen en de
daarbij behorende gezichten, lang vergeten zoete overwinningen en lang
vergeten wrange verliespartijen kwamen in mijn gedachten tot leven. Echt
vergeten zijn bestaat dus niet realiseerde ik me tot mijn genoegen. Het
menselijk geheugen is een vreemd fenomeen. Beeld, geur, kleur, ervaringen,
emoties worden plots manifest: Na de de juiste prikkel vertonen ze zich bij
een willekeurige gedachte. Ze hebben zich voor dat doel in de tijd verzameld.
De oudste notatie verhaalde van mijn eerste partij als
beginneling in de laagste klasse bij schaakclub Dordrecht. Meneer S., een
licht grijzende, zeer aimabele heer, legde voor de tweede maal hoffelijk zijn
koning om en feliciteerde me met mijn uitstekend gespeelde Spaanse partij,
terwijl ik me onthutst afvroeg waarom hij in vredesnaam opgaf. Een week
later, volgens het volgende notatiebiljet, verloor ik van meneer H. Een
kalende heer van zeker vier maal mijn leeftijd. Ik ruik zijn sigaar, zie de
dikke brillenglazen en hoor opnieuw zijn stentorstem na het uitvoeren van de
zet, waarmee ik dacht weer een punt te kunnen binnenhalen: "Nu heb ik U
meneer"! Verbijsterd, achteraf de puinhoop die ik op het bord had
aangericht aanschouwende, realiseerde ik me, dat ik toch nog wel veel te
leren had. Er zat van alles bij. Teamschaakpartijen voor de ”De
Stadsherberg”. Voor mij dierbare simultaanpartijen tegen Jan-Hein Donner,
Bert Enklaar en Jeroen Piket. Mijn zege in het enige toernooi dat ik ooit, in
mijn klasse natuurlijk, won - Het
Dordtenaar Toernooi - tegen H. Prins. Een afgebroken partij (dat kon toen
nog), die helemaal uitgeanalyseerd was met clubgenoten en gewonnen zou gaan
worden en die dat uiteindelijk ook werd, doordat de tegenstander in de
hervatting niet op de hoogte bleek van de finesses. En ook een
teamschaakpartij tegen Barend. Ik zal zijn achternaam niet verstaan hebben, anders zou ik
nooit hebben volstaan met slechts de aanduiding "Barend" op het
formulier. Ik hecht eraan alles precies vast te leggen. Barend nu, was een
absolute natuurschaker. Wat dat inhoudt moet je me niet vragen, maar zo
voelde ik het toen de herinnering boven kwam. Barend was wat je noemt ...
aanwezig. Ik moet mij erg vergissen
als zijn origine niet ergens in de landen achter Sliedrecht lag. Vast en
zeker ergens in de Alblasserwaard. Wel... Barend trad elke schaaketiquette
met voeten en die onderdanen mochten er dan ook zijn. Zelden zag ik schoenen
van een dergelijk ontzagwekkend formaat. Het schaakplezier spatte van hem af
toen hij tegen me zei: "Me gaon er iets moois van maoken... Wat
jou!" Barend controleerde met de blik van een
ervaringsdeskundige de instelling van de klok, schudde even afkeurend met het
hoofd, draaide wat aan de knoppen en gaf me een seconde de tijd om er mijn
goedkeuring aan te hechten. Tijd om
ook maar iets te zeggen kreeg ik niet. Hij gaf een geweldige ram op de klok,
waarbij hij luid opmerkte dat: "Mee die klok maokt dà toch geen ene klòòte
uit", omdat hij toch altijd al snel spelen zou. "Ik speul altijd
wel twee potjies op èène aovond! ......
Ik nam aan, dat ik zou mogen beginnen en speelde dus mijn
gebruikelijke e4... Barend speelde à tempo e5 en oreerde, dat hij dat altijd
"speulde". De klok sidderde weer. Ik speelde tegen en drukte rustig
mijn klok in. De partij vorderde en bij elke zet was Barends commentaar niet
van de lucht: "Jao, da ha'k wel verwacht". "Jao, dà ha'k òk
gedaon". "Zekers, das eene goeie, maor dà ha'k wel verwacht
hoor". Ik hield mijn gezicht met enige moeite stoïcijns in de
plooi, maar naast me liep Nico van Bijlevelt, mijn teamgenoot en doorgaans
een eiland van schaakrust, langzamerhand rood aan. Ineens een verslikking
voorwendend tastte hij hikkend naar zijn glaasje mineraalwater, dat al leeg
was. Rood aangelopen accepteerde hij een slok van mijn tonic. Ik ving de
veelzeggende blik uit zijn betraande ogen op en dwong mijn gezicht met grote
moeite weer in een nietszeggende uitdrukking. Na een vijftiental zetten vlocht ik een hele nare en
giftige combinatie naar damewinst in de stelling. Barend overzag de dreiging
volkomen. Toen de eerste zet kwam repliceerde Barend nog: "Jao, dà ha'k
wel dacht... Ik zien òk wel wà! Ik bennie gek" Hij voerde met verve een
tegenzet uit. Ik deelde even later met enigszins triest gemoed, meedogend,
maar toch ook meedogenloos, de genadeklap uit. De reactie liet zich, na enig
nadenken zijnerzijds, in alle puurheid, raden: "Jao, dà ha'k nou net nie
dacht", zei Barend.. "Knàp Màn!" "Hier me daome kwijt,
maor ik het net gelukkig weer verkering". "Pilsie?" Buiten gaat het regenen. Het
licht dooft. De garage voelt ineens klam. Waarom voelde in me toen en - nu ik
dit weer bekijk - eigenlijk zo vreemd, zo onbestemd? Het ligt toch al zo ver
achter me? Er moesten er meer zoals Barend zijn bedenk ik.
Wat zou er van Barend geworden zijn? Op een
sleephopperzuiger ergens in Azië? Schaokend in zijn weinige vrije tijd tegen
één van de andere baggeraars? In mijn hoofd klinkt weer het…"Ik bennie
gek!!" Barend Baggeraar. We moesten eens een opening of op zijn minst
een variant naar hem vernoemen...... Nee! Om de humoristen onder ons maar
meteen de wind uit de zeilen te nemen: zeker niet de
"Baggervariant", want die spelen we ongewild allemaal wel
eens...... We wonnen die avond de teamwedstrijd. Nico keek me na
afloop van een afstandje meerdere malen aan, wendde dan snel zijn blik af,
maar kon niet voorkomen, dat ik zijn mondhoeken krampachtige bewegingen zag
maken. Ik zie Nico af en toe in Visser, waar hij zijn werk achter de bar
verricht. Soms, als ik geen pilsie maar een tonic bestel grijnst hij me toe:
” dà ha'k nou net nie dacht.” Terug
naar boven © W. D. Platje 2007 |
|||
|
Media: |
|||
|
Meer schaak- en ander nieuws op www.tomsschaakboeken.nl |
|||