Veld 65 “Veld vijfenzestig is allereerst een verzameling verhalen over
mensen. Mensen, die ik ooit heb ontmoet. Mensen, die ik nog steeds onmoet.
Mensen met hun eigenaardigheden. Mensen met hun eigen aardigheden. Daarnaast is het een verzameling sfeertekeningen , waarbij het
schaken slechts een verbindend motief is”. Willem D. Platje |
|
||
Email de auteur! |
|||
Jaap |
|||
Men kan
beter sneuvelen dan sterven van angst (R. S. Surtees) “Goddelijk” is het woord dat zich in mijn gedachten
dringt. Vannacht heb ik op de BBC een uitzending gevolgd over tijd en lichtsnelheid.
Over van ons wegvluchtende sterrenstelsels in een uitdijend heelal. Over
quantummechanica en roodverschuiving in het sterrenspectrum door het
Dopplereffect. Over zwarte gaten, Venus en Mars, Einstein,
relativiteitstheorie, Hubble en de paradox van de tweeling. Mijn brein
capituleert, geteisterd, uiteindelijk om half zes als onze Ster zachtjes de
kim kriebelt en uitbundig wordt verwelkomt door de meesjes…Uitgeput spoel ik
mijn glas en ga snel naar bed… Rust…! Gedroomd van heldendom op het schaakbord en lieve
vriendinnetjes. Aangekomen in het land tussen droom en daad dringen
herinneringen aan mijn schooltijd zich op. De lessen Nederlands, biologie en
natuur- en scheikunde vond ik geweldig. De gezichten van misschien al niet
eens meer levende leraren zie ik in deze lucide droom glashelder voor me.
Beelden van klaslokalen, echo’s van langvergeten stemmen. Ze leven dus toch
nog, zelfs al zijn ze er niet meer. Biologieles in het veld was, naast
sterrenkunde en muziek, altijd één van mijn favorieten…
Langzaam ontdoe ik me van de droom en zie tot mijn
genoegen dat droom en werkelijkheid toch niet zo heel ver van elkaar liggen.
Een prachtig lichtgroen vliesvleugeltje, dat al vliegend zacht-tikkende geluidjes
tegen het zachtboard-plafond maakt vindt even een rustplaats en blijft ondersteboven
zitten. Dan vliegt ze (is het een Hij?) in golvende vlucht
onhoorbaar door mijn slaapkamer. “Hoe ben jij hier binnen gekomen”,
vraag ik me af en besluit nog heel even te blijven liggen. Ik draai me
genoeglijk om, maar kan de slaap niet echt meer vatten. “Is mijn brein te klein? Bevat het simpelweg niet
voldoende neuronen om de kosmos volgens Stephen Hawking te bevatten? Ik ben
geen Albert Einstein, geen Isaac Newton, geen Michael Tal. “To Hell with it“, denk ik en draai me nog maar eens tevreden om, slechts
om in het verwachtingsvolle gelaat van Fonsje te kijken. Hij knijpt zijn ogen
even dicht en geeft me spinnend een kopje. Luid zuchtend ga ik krakend het
bed uit, wankel naar de badkamer en doe mijn ochtendplas. “Gelukkig in de
juiste volgorde”, denk ik triomfantelijk en bijna struikelend over de kat
stop ik mijn kop onder de koude kraan. Hoewel opgefrist en klaar wakker laat
het verleden me toch niet met rust. Verdomme! Dit is weer zo’n morgen. Mijn
geheugen belaagt me weer eens met onontkoombare herinneringen. Ik wil het
niet. Ik wil naar voren denken, maar ik ben kansloos. Uit een sinds lang verborgen
bron welt spontaan een dichtregel op:
Ineens weer zestien, zie ik de hoge bedauwde daken van
de huizen aan de Groenmarkt. Ik spijbel weer eens van school. Om het thuis
niet op te laten vallen ben ik gewoon van huis vertrokken om kwart voor acht.
Om acht uur al kun je bij Visser terecht voor een kop koffie. Je kunt er de
krant lezen en wachten op lotgenoten. Iets te vroeg wandel ik over het Scheffersplein.
We zijn allemaal slachtoffer van de hormonale chaos die over ons jeugdige
lichaam en geest is gaan heersen. De school kan me gestolen worden. Ik ga
niet meer! Het heeft allemaal geen zin! Wat kan mij het schelen hoe je in de
mechanica de resultante van vectoren bij op elkaar inwerkende krachten
berekent? Het interesseert me niet of een chemisch element één- of
tweewaardig is in een scheikundige reactie en dat er maar één wederkerig
voornaamwoord in het Nederlands bestaat doet me al helemaal niets. Ik ben een dichter met passie, een
wetenschapper met een missie, maar helaas ook een evangelist zonder
boodschap. De deur leunt open tegen een emmer sop van de werkster.
Ze ontdoet de tegelvloer van het achtergelaten schoenenvuil en de peukjes van
de gasten van de vorige dag. Haar armen zijn rood en besprenkeld met piepkleine
witte heuveltjes kippenvel, waaruit kleine blonde haartjes het licht
beantwoorden. Ik huiver van de kou en ga snel de warmte in. Hangend op mijn
plek aan de linkerkant van de bar bestel ik een koffie … Teruggekeerd in het heden schud ik woest de druppels uit
mijn haar om ze vervolgens met de handdoek van de spiegel te vegen. “Verkeerde
volgorde”, denk ik verslagen. “Doe normaal”, bijt ik mezelf
geërgerd toe. “Wat geweest is, is geweest!” Ik ontkom echter nog steeds niet aan het verleden. Na al die
jaren neig ik nog steeds naar dezelfde hangplek, die ik tot ongenoegen van
alle dynastieën van eigenaren van Visser altijd inneem als ik er ben. Links
voor de bar, het bovenlichaam lichtjes achterover over de toog leunend en
altijd, tot grote ergernis van de baas, in de weg staand van het bedienend
personeel. Ik moet even glimlachen. Mijn spijbelcafé, mijn hangcafé, maar ook
mijn schaakcafé. Of moet ik in plaats van het woord café het woord “salon”
bezigen? “Visser's Poffertjessalon” is tenslotte een begrip in Dordrecht. Jaap en Frans namen de salon al lang geleden over en
maakten er een bloeiende zaak van. De zaterdagmiddagen zijn nog steeds fameus.
Jong en oud mengen er zich zonder problemen. Er wordt gedronken, iedereen
praat met elkaar en wie je bent of wat je in het immer weerbarstige leven
hebt bereikt of net niet…het maakt niet uit en op dinsdagavonden is de kroeg
het vaste domein van “De Willige Dame”. De enige echte schaaksociëteit die
Nederland rijk is, teruggrijpend op de rokerige schaakcafé’s zoals die aan
het eind van de negentiende eeuw in Parijs, Londen en Berlijn bestonden.
Er zijn van die mensen, waar je geen vat op krijgt. Ik
zeg het niet juist: Er zijn mensen, waar je op de één of andere manier niet
zo gemakkelijk mee kunt spreken, zonder het gevoel te hebben, dat je zometeen
iets stoms zult gaan zeggen. Wat je ook doet en wat je ook zegt, het pakt
altijd verkeerd uit. Je wordt altijd verkeerd begrepen en je krijgt dan een
antwoord waar je zelf onvermijdelijk het antwoord op schuldig blijft. Hoe
goed je het ook bedoelt… Jaap is er, althans voor mij, zo eentje. Het wordt na elke voorbije competitie wel weer eens de
tweede dinsdagavond in september. Voor de eerste ronde wordt er dan geloot.
Mijn grootste vrees werd maar weer eens bewaarheid. Ik had nog zo geprobeerd
die ijselijke gedachte uit mijn geest te bannen. Zo getracht het mogelijke
onheil uit mijn geest te verdrijven. Als je er maar aan denkt, gebeurt het
ook. Niet denken dus! Niet, niet aan denken! Het hielp niets. Ik lootte het
noodlot: Jaap. En dat dan ook nog eens met zwart. Kop op! Wees een vent. Met
opgeheven hoofd naar het schavot! De strop of de gladiolen! En dus zette ik
na vijf achtereenvolgende smadelijke nederlagen dapper het zwarte Paard op f6
om in een Tweepaardenspel hoog spel te spelen. Kom op! Concentreren!
Vasthouden! …Maar gedachten dwalen. Je geest is slechts in schijn van jou en
laat zich, wat je ook doet om het tegen te gaan, niet dwingen. Al die
zendertjes in je hersenen reageren op gevoelens, op ogen, op oren en maken
beelden, bouwen kastelen vol ideeën en brengen je vaak juist daar waar je
niet wenst te zijn. Naar een ervaring van een paar jaren geleden… Ik heb bardienst. Zenuwachtig. Verdomme. Waarom zo
nerveus? Waar staat alles? Wat zijn de prijzen? Hoe schrijf ik het op de
juiste wijze op? Hoe doe ik het zo goed mogelijk? Geen fouten maken, die me
op een sneer van Jaap komen te staan. Hij bedoelt het niet zo kwaad. Ik weet
het wel. Toch voel ik me ongemakkelijk. Een net aangenomen werknemer onder
het alziend oog van de meester. Maak je geen zorgen Willem. Waarom zou je?
Niets aan de hand! Stom koffieapparaat. Gelukkig…, ik hoef alleen maar in te
schenken. Er zit geen kraantje aan het apparaat. Wel een soort klepje, dat je
naar beneden moet duwen. Kalmte! Rustig blijven… Klepje behoedzaam open… Jaap speelt het Paard naar c4. Mijn alarm gaat af. Dat
is toch niet zoals het hoort? Vast niet de beste zet! Moet toch d4 of f4
hier? Koortsachtig zoek ik eerst in mijn geheugen, maar ik vind niets en
besluit de stelling eens aandachtig aan een gedegen onderzoek te onderwerpen. Ik laat het kopje vollopen en doe op het juiste moment
voorzichtig het klepje dicht. Kalm aan Willem... Voorzichtig. Niets
kapotmaken… En dan…SHIT!!! Het stopt niet! Het blijft doorlopen! De rand
nadert de koffie. De koffie walst lang het kopje op de bar en vormt een
gestaag uitdijende dampende plas. Mijn blaas vertoont bijna soortgelijke verschijnselen
en dan doe ik waar ik het beste in ben. Geen paniek. Handelen! Ik stop
resoluut mijn linker wijsvinger in het tuitje waar de gloeiendhete koffie
uitstroomt en schreeuw “Jaaap!”. Ik sla het Paard. Jaap neemt terug. Ik blijf kalm en na
wederzijdse rokades besluit ik tot een loperoffer op h2. Ik strek mijn arm
uit en doe een zet, om er vervolgens tot mijn stomme verbazing achter te
komen, dat de hand mijn Dame op c7 zet. Vol ongeloof wrijf ik in mijn ogen.
Geen paniek. Handelen! Ik sta zeker niet slechter en heb het initiatief. Naar
voren met die pionnen. Trompetgeschal in mijn oren. Naar h5, naar f5, naar
h4, naar g5. Niet versagen. Kom op! Concentreren! Vasthouden! … Jaap komt aangestormd. Hij slaat met een katachtig
snelle beweging het klepje naar beneden en dan in vrijwel dezelfde vloeiende
beweging weer omhoog. Ik trek snel mijn wijsvinger terug en pak vlug mijn
oorlel vast, want dat haalt de hitte er snel uit. De koffie is bijna honderd
graden tenslotte. “Wat doe je nou?! Je verbrandt je fikken! Vlug onder de
kraan! Snel!” Tot Jaaps stomme verbazing glimlach ik slechts. Hij kan immers niet
weten, dat jaren en jaren van gitaarspelen de toppen van mijn linkerhand
voorzien hebben van een forse laag volkomen ongevoelig eelt… Ik ruil mijn Paard en een pion voor een Toren. Ik heb
minstens remise. Bang als ik ben voor een zesde deceptie op rij hoor ik
mezelf remise aanbieden. “Ja…. Ja…. Ach… Ik had de Loper moeten zetten… Ik
wist het, maar ik zette het Paard. Stom van me. Begrijp het niet. Als ik dat
gedaan had, was er niets aan de hand geweest.” antwoordt Jaap en schudt me -
toch wat teleurgesteld of verbeeld ik het me? - de hand.
Terug naar boven © W. D. Platje december 2009 |
|||
Media:│ |
|||
Meer schaak- en ander nieuws op www.tomsschaakboeken.nl/ |
|||