Veld 65 “Veld vijfenzestig is allereerst een verzameling verhalen over
mensen. Mensen, die ik ooit heb ontmoet. Mensen, die ik nog steeds onmoet.
Mensen met hun eigenaardigheden. Mensen met hun eigen aardigheden. Daarnaast is het een verzameling sfeertekeningen , waarbij het
schaken slechts een verbindend motief is”. Willem D. Platje |
|
||
Email de auteur! |
|||
Stan |
|||
Het is schoon met de vinger aangewezen te worden , terwijl
men zegt: daar gaat hij, de grote man! (Persius) Vanmorgen moest ik toch nog even
krabben. Weliswaar ging het vrij gemakkelijk, want het had niet zo heel hard
gevroren, maar toch moet je altijd oppassen om de rubbertjes van je
ruitenwissers niet te beschadigen. De voorruit van mijn ouwe Ford even
schoongeschrapt, de mouw van mijn jas over de achterruit geveegd en het lege
weekendkrat op de achterbank gezet.
Tas met de lege wijnflessen op de stoel naast me. Het briefje met de
boodschappen diep ik met gevoelloze en ijskoude vingers uit mijn broekzak op
terwijl de blower langzaam de binnenkant van de voorruit schoonblaast.
Liesbeth heeft weer eens alle benodigdheden in een volstrekt onlogische volgorde
op papier gezet. In gedachten zet ik de kortste route voor het
aanstaande supermarktbezoekje alvast
uit en hoop dat de parkeerplaats het dichtst bij de achteringang onbezet zal
zijn. Nee, ik heb geen hekel aan boodschappen doen, maar het is zeker niet
mijn favoriete bezigheid en dus moet het zo snel en efficiënt mogelijk
geschieden. Het verdampen duurt even. Veel condens aan de binnenkant van de
ruit. Niet vegen! Geeft alleen maar strepen! Ik maak mezelf wijs, dat ik alle
tijd heb en zet ongeduldig zuchtend de radio aan… “No one likes us, I don't know why, We may not be perfect,
but heaven knows we try. But all around, even our old friends put us down.
Let's drop the big one and see what happens..” Randy Newman… Een grimlachje
vanwege de goedmoedige, morbide humor trekt mijn mondhoeken onweerstaanbaar
omhoog en als ik met minimaal zicht wegrijd besluit ik er vandaag, ondanks de
grauwe wereld om me heen het beste van te maken. De merel, die al sinds een
week bezit heeft genomen van de inmiddels kale acacia voor ons huis en zijn
bezit met vleugel en snavel verdedigt
slaat kwinkelerend aan, terwijl hij naar onze dakgoot vliegt. Nog voor ik
mijn auto gekeerd heb is hij alweer terug. De straat uit betekent langzaam en
voorzichtig. Denk om de kinderen. Dan wat harder over de nu nog lege
Gravensingel en dan rechtsaf de Elzenlaan in. Mazzel! Een auto wordt
volgeladen op mijn plekje en de achterklep gaat net dicht. De verliezen van
het weekend zijn kennelijk zojuist fors aangevuld. Pa, Ma, een jongen en een
meisje, gezamenlijk gewichtelijk gesproken alle vier vrij ruim boven een
gezond gemiddelde duwen de schokdempers van de SUV naar een redelijke
belasting. “Koffie?” De boodschappen zijn
op hun plaats van bestemming. Mijn taak voor vandaag zit er op en verdiept in
een schaakprobleempje voor beginners in de krant antwoord ik weer eens niet.
Ik kan me nu eenmaal enorm goed concentreren en me van aardse zaken
afsluiten. Een tweede: “Koffie?” van Lies schudt me half wakker. “Ja, doe
maar een bakkelorusje, lieve”, zeg ik afwezig. Eigenlijk houd ik helemaal
niet van koffie, maar wel van Liesbeth. “Wat zeg je nou? Een bakkeborusje? Ik
zie tot mijn genoegen op welke manier wit net nog kan winnen en begeef me
naar de opgave voor gevorderden. “Halloooo ben ik nog in beeld!?” Ik raak een
beetje geagiteerd. Ik heb toch al mijn dagtaak gedaan? Wat nou weer?
Wellicht is het toch niet zo’n goede dag. “Een bakkelorusje!”, zeg ik met
enige verheffing: “Dat zegt Stan altijd op de schaakclub voordat de partijen
beginnen en hij en de meeste andere koffieverslaafden eerst een bakkie troost
nemen uit dat stomme onhandelbare pre-historische apparaat in Vissers’, waar
je altijd je klauwen aan brandt als je het klepje verkeerd dichtklapt en je
je wijsvinger in het tuitje moet steken om een koffie-tsunami te stuiten, wat
mij wel lukt, omdat ik eelt op mijn vingers heb vanwege het jarenlange
gitaarspelen, maar bovendien een ritueel waar ik meestal liever niet aan mee
wens te doen, tenzij ik een zoals zo vaak veel te vriendelijk aanbod niet kan
weigeren, omdat ik nu eenmaal niemand wens te kwetsen, maar vooral, omdat ik
niet van koffie houd en er vreselijk brandend maagzuur van krijg. Nou
goed?” Inwendig trots op mijn volzin
volhard ik vervolgens in zwijgen.
Stan Rietstap is zijn naam
vertel ik haar.Het moment, waarop ik hem voor het eerst zag en sprak kan ik
me helaas niet meer herinneren. Dat maakt eigenlijk ook niets uit, omdat Stan
er voor mijn gevoel vanaf het eerste ogenblik gewoon was. Met het lange haar
uitmondend in een prachtige staart was hij absoluut aanwezig. Being there!
Het zal ooit in Visser geweest zijn
denk ik. Die aparte kroeg, waar zoveel vogels van diverse pluimage elkaar
ontmoeten. Daar, waar hij met schakers in contact is gekomen en met ons,
Willige Dames, ging spelen. Wat ik zeker weet is, dat hij een onnavolgbaar
enthousiasme voor het spel aan de dag legde. Het maakte hem niet uit of hij
nou werd afgedroogd in partijen of niet. Stan was immer positief. “Je kunt
alleen maar leren!” En na elk “bakkelorusje” leerde
hij, als een kind zo blij, steeds meer en meer. Verwonderd over wat iemand anders
liet zien op het bord en immer verbaasd over de mogelijkheden van het spel
zoog Stan het weten in zich op en groeide als de knop van een lotusbloem. Ik
liet hem in die begintijd alle vier de hoeken van het schaakbord zien, maar
het werd allengs lastiger om van Stan te winnen. Stan bleek nog een groot
talent te bezitten. Het ontlook en groeide, groeide tot de knop barstte. De
lotus ontvouwde zich. Stan velde uiteindelijk het onvermijdelijk vonnis: Ik
verloor door een heel nare penning, die deel uitmaakte van een briljante
Staniaanse combinatie. Stan is waarlijk een kunstenaar en ik wil natuurlijk
ooit een revanche. Het Willige Dametje met haar
erotisch klokkende jurkje, haar netkousen, haar onmiskenbaar vrouwelijke vormen,
het logootje van onze club, is weliswaar geen creatie van Stan, maar ik bezit
(op één van mijn notatieformulieren) een door Stan in snelle pennenstreken
neergezette uiterst zinnelijke koning, die zich achter de rug van ons
Dametje, de koningskroon op het hoofd en met zeer wellustige blik in de ogen,
de tong uit de mond… “Je koffie wordt koud!” schrikt
me op. De sonore bariton van Stan in mijn brein vervaagt. “Excuses liefje”
zeg ik en drink zwijgend, maar vol vreugde mijn “bakkelorusje” leeg. Randy
zingt onder het toeziend oog van mijn merel: “No one left to blame us! They’ll hate us anyhow. So let’s drop the big one now!
….” Stan is helaas momenteel gestopt met schaken. Ik sprak hem
recentelijk nog even om geen feitelijke fouten in de tekst te maken. Zijn
beeldend werk is groots! Dat zowel Stan als ik de club een warm hart toe
dragen leidt geen twijfel. De “Dame in Blauw” van Liesbeth blijft hier aan de
wand hangen tot de nieuwsgierigheid van de lezers ons noopt om haar aan de
openbaarheid prijs te geven …. Terug
naar boven © W. D. Platje 2008 |
|||
Media:│ |
|||
Meer schaak- en ander nieuws op www.tomsschaakboeken.nl |
|||