Veld 65 “Veld vijfenzestig is allereerst een verzameling verhalen over
mensen. Mensen, die ik ooit heb ontmoet. Mensen, die ik nog steeds onmoet.
Mensen met hun eigenaardigheden. Mensen met hun eigen aardigheden. Daarnaast is het een verzameling sfeertekeningen , waarbij het
schaken slechts een verbindend motief is”. Willem D. Platje |
|
||
Email de auteur! |
|||
Rick |
|||
Het belangrijkste van de muziek
staat niet in de noten. (Gustav Mahler)
“De zon en de zee sprongen
bliksemend open, Waaiers van vuur en zij!” Een week later kocht ik van mijn
spaargeld bij hem de Fender Stratocaster die ik zo begeerde. Ik knoopte zijn
overtuiging wel in mijn oren. Hij had gelijk: “Musicians don’t fight”. Vredelievender mensen bestaan er
inderdaad bijna niet. Natuurlijk! Ik begrijp het volkomen. Ik ben gitarist en
wil eigenlijk alleen maar spelen. Ik kan bijna lyrisch worden als het gesprek
over gitaren gaat. Niettemin staat ook een andere kunst als antipool mij na
aan het hart. “Chessplayers don’t fight”, denk ik dan. Weliswaar knokken
schaakspelers een soort gesublimeerde oorlog uit op 64 vlakjes en is het een
geestelijke strijd die daar plaats vindt, maar inderdaad leidt het nooit tot
bloedvergieten. Schaken en muziek. Een perfect huwelijk? Soms heb je uren gezwoegd en ben
je euforisch als je uiteindelijk een schaakpartij wint. Soms geef je een vrijwel
gewonnen partij door een enorme kortsluiting in je hoofd pardoes weg. Dan ben
je in je gedachten soms tot de vreselijkste dingen in staat. Je houdt je in,
want het is maar een spel toch? Niettemin heb je gespeeld. Je hoort immers
tot de kaste die speelt? Spelen!
“Homo Ludens”. De spelende mens! Spelen, spelen… Is het schaken een spel of
is het echt een oorlog of toch kunst? Maar ook gitaarspelen is een gevecht.
Met dit verschil: Eén speler speelt de hoofdrol. Een gevecht met je zelf. Als
je soms na duizend herhalingen iets kan laten klinken zoals het al jaren in
je hoofd rondzong, dan ben je even uitgeput als gelukkig. Pijn in je vingers,
maar de overwinning smaakt zoet. Ogenschijnlijk lijken schaken en
musiceren mijlenver uit elkaar te liggen. Ja, zelfs totaal niets met elkaar
te maken te hebben. Het is zeker niet zo eenvoudig, dat men kan zeggen, dat
het streven naar harmonie schakers en musici bindt. Misschien is het juist
wel zo, dat schakers juist streven naar disharmonie, het uiteendrijven van de
stukken in een oorspronkelijk harmonieuze stelling, die eerst juist in een
gezamenlijk streven naar gelijkheid wordt opgebouwd. Bij schakers verwordt
plots, door een mindere behandeling van een stelling door één der spelers de
partij tot een wreed slagveld, terwijl juist in de muziek gezamenlijk
gestreefd wordt naar een ultieme harmonie. Musici zijn, denk ik, ook
vergevingsgezinder, omdat ze weten - notoire solisten daargelaten - dat er
iets groeit en dat ze juist gezamenlijk opstijgen naar iets dat groter wordt
dan zichzelf. Die groei is voor niet-musici schier onbegrijpelijk. Dat door
dat ongrijpbare niet alleen het samenspelen beter wordt, maar dat ook de
spelers elkaar steeds meer gaan waarderen, is wat de schaker, individualist
als hij is, ontbeert. Toch is het verbazingwekkend
hoeveel schaakmeesters juist een liefde voor muziek (en dan bedoel ik het zelf beoefenen van die muze) hebben
opgevat en daar ook veel plezier aan hebben beleefd. Ja, zelfs grote hoogten
in hebben bereikt. Het zijn er opvallend veel Zo heb ik ooit de Hongaarse
grootmeester Lajos Portisch, ooit één der allerbeste schakers, met zijn
prachtig timbre een deel uit een opera horen vertolken waarvan ik als
musicus-schaker het kippenvel op mijn armen kreeg. Nu vond dat plaats bij het
Hoogovenstoernooi in de strenge winter van 1978 en kan dat verschijnsel (dat
kippenvel bedoel ik) volgens niet-musici ook door de gebrekkige verwarming
van de zaal veroorzaakt kan zijn, maar ik vond het prachtig. Schaakgrootmeester
Taimanov bijvoorbeeld, schaakkampioen van de USSR in 1952 was een begenadigd
concertpianist… Schaken is eigenlijk muziek en muziek is een soort van schaken.
Hoe kan een doorgaans zo
vredelievend mens als ik ben - musicus en schaker - zo plotseling ontbranden
en in een bijkans onbeheerste en onmiddellijke woede vervallen? “Bandje? Ben
jij helemaal besodemieterd?” voeg ik hem toe. Gelukkig houd ik me verder in.
(“Die blaag weet niet beter. Zijn wereld is de mijne niet.”) De
rationele schaker in me wint het van de emotionele musicus. En dus pak ik hem
slechts met mijn linkerhand, gestaald door jaren van vingeroefeningen, in de
smoezelige kraag van zijn blazertje en trek hem half over de toog. “Biertje
en snel een beetje!” Harm-Jan kruipt als ik hem daarna loslaat angstig in
zijn schulp en biedt me haastig een gratis pilsje aan. Na nog wat nerveuze
plichtplegingen gaat hij er als een haas vandoor. Mijn woeste uiterlijk, lange
haren, schaduwbaardje, ontblote biceps buiten het strakke T-shirt over mijn
afgetrainde six-pack en de nep-tattoo op m’n linker-bovenarm maakten
kennelijk indruk. Overigens heb ik in mijn hele leven nog nooit een mug
doodgeslagen. “Musicians don’t fight.” Nietwaar?
We spelen. De puisterige
bleekneus speelt verdomd sterk. Vijftien minuten elk was de afspraak. Mijn
handen teisteren de knoppen op de klok, hij streelt ze bijna. Ik raak al snel
in moeilijkheden. Waarheen met mijn Dame? Klap! Er dreigt stukverlies! Ik zag
het! Ik ben verdomme nooit sterk geweest met snelschaak! Knal! Waarom heb ik
me hierin begeven? Dreun! Toch weiger ik zonder slag of stoot te verliezen en
krom mijn rug, buig mijn nek over het bord en verlies me totaal in het spel.
Ik krijg problemen, grote problemen, maar vlak voor de genadeslag zwendel ik
me eruit. “Als de nood het hoogst is, is ook dit keer de Schwindel nabij”,
denk ik, opgelucht ademhalend. “Een zwaar bevochten remise is nooit
onverdiend toch?” Hij oogt
teleurgesteld als we elkaar de hand schudden. Ik stevig, hij slapjes. “Nog
een partijtje?”, vraagt hij, “Sorry, Je speelt super, maar volgens mij moet
ik over tien minuten op”. Dick, onze drummer, komt met
Elise en Ellen aan zijn zijde hijgend naar binnen gesneld en slaat voor de
grap de klep van mijn pet naar beneden. “We zaten verkeerd, verkeerde afslag,
maar we zijn op tijd!” “Kom op, Basje we gaan beginnen!” Tot mijn genoegen
zie ik dat Ellen en Elise er mooier dan ooit uitzien. Tijd om ze dat te zeggen
krijg ik niet. Ik pak de koffer met mijn Rick en haast me naar de
kleedkamers. In recordtijd kleed ik me om. Vlug! Strak die wijnrode broek.
Ellen ritst me dicht. Mijn rode, wijnrode hemd snel over mijn hoofd trekkend
buig ik, om Elise driftig kammend de klitten uit mijn lange haren te laten
halen. Ik kijk half struikelend op weg naar het podium nog even in de
spiegel. Ik zie er ruiger uit dan ooit tevoren. Ik open de koffer en Rick
wenst me succes. Ik voel dat hij blaakt van het zelfvertrouwen. Ik voel zijn
energie als we samen het trapje naar het podium beklimmen. Als even later de grote rode
gordijnen van het theater opengaan en een horde Delftse studentenroeiers
loeiend van de hormonen het podium bestormt, ongetwijfeld vanwege onze twee zangeresjes, tel ik af:
“Tweeeee, drie vier”. We zetten ons eerste nummer, Ï’ll never let you go!”,
in. Ritchie speelt het intro. John zingt de sterren de hemel uit en Leo
striemt zijn toetsen. De studentenmeute deinst onder onze decibels als door
een donderslag, een tsunami van geluid getroffen, meters terug. Terwijl ik
vol energie samen met Dick op de tweede maat inzet en mijn vier snaren er
ritmisch van langs geef denk ik:: “De meisjes zijn veilig, muziek is heilig
en schaken is een concert”! Schakers zijn natuurlijk
componisten. Elke partij is een unieke compositie. Soms is het een fraaie
harmonie, die leidt naar remise, maar het streven naar onbalans in een partij
is uiteindelijk het doel. Pas dan kunnen we winnen. Winnen! Verslaan! De ander geestelijk verpletteren! Wij
schakers zijn dus gedoemd. Musici spelen altijd de ultieme remise, want dat
is winst. Vandaar wellicht dat zoveel
schakers ook zo muzikaal zijn….. Terug
naar boven © W. D. Platje 2008 |
|||
Media:│ |
|||
Meer schaak- en ander nieuws op www.tomsschaakboeken.nl |
|||