Schaakparafernalia

 

Veld 65 Schaakverhalen

 

 

Schaakanekdotes

 

Historische afbeeldingen

 

Ruggespraak

 

 

 

 

Nieuw op deze pagina

 

12 mrt 2010 Schaakanekdote 3:

Dreigsigaar

 

 

10 jan 2010 Veld 65 nummer 16:

Tommy

 

meer schaak- en ander nieuws op www.tomsschaakboeken.nl

07-12-2012 Tussenwerpsel 1:Nooitverloren

12-03-2010 Schaakanekdote 3: Dreigsigaar

11-01-2010 Schaakanekdote 2: Het plasje van Aljechin

17-08-2009 Schaakanekdote 1: Mat in 12

Nooitverloren

 

Kees Buddingh placht te zeggen, dat een verloren schaakpartij wat hem betrof geacht werd niet gespeeld te zijn. “Ik verloor ook nog nooit een schaakpartij. Als ik mijn Koning omleg erken ik slechts dat mijn tegenstander mijn spel niet begrijpt.”

Terug naar boven

Willem Platje

Dreigsigaar

 

Op mijn zoektocht naar schaakanekdotes stuitte ik, bijna vanzelfsprekend, op een echte klassieker, die ik evenwel niet wil onthouden aan diegenen, die zich doorgaans slechts verdiepen in het schaken zelf en niet in alle verhalen, die er rond zweven. Ik kende het verhaal al, maar na enig internetspeurwerk geraakte ik toch enigszins in verwarring. Er bestaan kennelijk verscheidene versies van deze anekdote, met verschillende hoofdrolspelers en een steeds iets ander slot.

 

Tijd derhalve om mijn goede vriend Tom van Bokhoven eens te consulteren. Tom immers, bezit een zeer uitgebreide collectie historische schaakboeken en daar zijn de nodige exemplaren vol anekdotes bij. Ik vroeg hem derhalve of het nu Aljechin en Capablanca waren, die de acteurs in het verhaal over de sigaar zijn, of wellicht toch Vidmar en Nimzowitsch.

 

Welnu, zoals het een waar schaakcollectioneur betaamt heeft hij zijn bibliotheek aan een nauwgezet onderzoek onderworpen en stuurde mij de volgende conclusie: “Willem, in “The Bright Side of Chess” van Irving Chernev (Uitgegeven bij McKay in 1948) vond ik deze versie van die beroemde schaakanekdote. Er zijn inderdaad verschillende versies, maar dit is degene, die ik het aannemelijkst acht. Bijgaand stuur ik je een tweetal afdrukjes uit dat boek”.

 

Inmiddels verdronk ik bijna in de vele varianten van het verhaal. Hier en daar wordt zelfs de “Rosenthalpartij” tussen Vidmar en Nimzowitsch met deze anekdote verweven. Daarover schrijf ik u later, maar hier volgt nu mijn versie van wat ik in een vrijmoedige schrijfbui de “Dreigsigaar” heb gedoopt:

 

Er zijn zo veel varianten van deze anekdote, dat het bijna apocriefe geschriften dreigen te worden, (De kerkvaders besloten zo’n viertal eeuwen na de dood van Christus, dat die apocriefe vertellingen niet in de Bijbel mochten worden opgenomen en zo zijn het evangelie van Maria Magdalena en zelfs dat van Judas uit het Boek gebleven…) maar in deze vertelling is het 1927 AD. Dit verhaal hoort zeker op een prominente plek in de Schaakbijbel. “En het geschiedde in die dagen, dat New York de plaats van handeling was”... Het befaamde internationale toernooi, waarin uitgemaakt zou worden, wie de uitdager zou zijn, die tegen Raoul Capablanca om de wereldtitel zou mogen gaan strijden.

 

Die dag waren de acteurs de grootmeesters Nimzowitsch, Aäron Nimzowitsch om precies te zijn, en Vidmar, Milan Vidmar om nog preciezer te zijn, elkaars tegenstander…Direkt nadat zij hun partij volgens het speelschema voor die dag begonnen, stak Vidmar genoeglijk een sigaar op, nam een paar trekjes, deed zijn zet en leunde genietend achterover.

 

Nimzowitsch echter ergerde zich aan de rook, die zich langzaam over het bord in zijn richting verplaatste, maar volgens de toernooiregels mocht hij zich niet direkt tot Vidmar wenden om hem te vragen te stoppen met het roken van zijn sigaar.

 

Elk verzoek dienaangaande mocht slechts via het toernooicomité worden gedaan en dus deed Nimzowitsch zijn zet, drukte geïrriteerd zijn klok in en ging zich, zichtbaar geagiteerd, bij de organisatie beklagen. Het comité oordeelde, dat het een alleszins redelijk verzoek was en dus wendde één van haar leden zich tot Vidmar en fluisterde iets in diens oor. Vidmar bleef kalm, maakte in het geheel geen ophef en doofde op zijn dooie gemak secuur zijn sigaar. De partij vorderde, maar op een gegeven moment nam Milan zijn sigaar weer tussen de vingers, diepte een doosje lucifers uit zijn zak op, nam er één van de houtjes uit en legde dat tezamen met het doosje naast de asbak…

 

Onmiddellijk, als door een wesp gestoken beende Nimzowitsch met een rood hoofd naar het toernooicomité om tegen deze gang van zaken te protesteren. “Maar meneer Nimzowitsch”, zei één van hen kijkend in de richting van Vidmar, “Uw tegenstander rookt toch niet?”  “Neee! Dat weet ik!” riep Nimzowitsch bijna paars van woede uit, “Maar hij dreigt ermee!!!”

Terug naar boven

Vrije vertaling en anekdotisch verhaal: Willem Platje.

 

Het plasje van Aljechin

In 1938 werd in Groningen, de toenmalige woonplaats van de jeugdige Jan Haijer, de vierde ronde van het befaamde AVRO-toernooi gehouden. Op 12 november, in de grote concertzaal van De Harmonie, zat hij als scholier tussen zijn teken- en wiskundeleraar op de voorste rij. Om de vierde ronde van het evenement bij te wonen had de wiskundeleraar, een verwoed schaakliefhebber, een proefwerk naar de volgende dag verschoven en kreeg Jan, net een paar jaar lid van Staunton, van thuis permissie om de hele avond toe te kijken.

 

Op het grootmeesterlijk podium speelden Keres en Reshevsky tegen elkaar, Euwe speelde die avond tegen Fine, Flohr was de opponent van Aljechin en Botwinnik bestreed met zwart José Raúl Capablanca y Graupera. De jeugdige Jan Haijer zat zo gunstig dat hij zijn idool Capablanca recht in de ogen kon kijken.

 

De Cubaanse ex-wereldkampioen zat op het halvemaanvormige podium met zijn rug naar Aljechin, die bepaald geen vriend van hem was. En dat is nog vrij vriendelijk uitgedrukt. Beide grootmeesters zaten gescheiden door een rode loper, een smal pad naar de koffieruimte en de toiletten, diep in gedachten verzonken. Een mens blijft een mens en schaakpartijen duren doorgaans lang. Op een gegeven moment stonden beide grootmeesters toevallig tegelijk op, draaiden zich naar elkaar toe, deden nietsvermoedend een pas, richtten zich in hun volle lengte op, rechtten hun rug en keken elkaar vervolgens ongewild in de ogen. Als door een wesp gestoken wendden beide spelers zich van elkaar af en namen hun plaats achter het bord weer in. Hoewel er duidelijk sprake was van hoge nood, wilde noch de één, noch de ander voor gentleman spelen door voorrang te verlenen.

 

Een paar minuten later liep Aljechin, die zag dat Capablanca bezig was een zet te noteren, dan toch eindelijk weg. De speelzaal uit? Nee, vlak voor de deur naar de ruimte, waar zich de toiletten bevonden stonden enkele grote bakken met palmen en met de rug naar spelers en publiek posteerde Aljechin zich daar wijdbeens. Jan Haijer had meer oog voor de reactie van Capablanca, die, na even het tafereel te hebben bekeken, de zaal in keek met een blik, die absolute en opperste minachting verried.

 

Een kwartiertje later stond ook de Cubaanse grootmeester op. Op dat moment had Jan Haijer gewacht. Hij liep de zaal uit en kwam via een zijdeur bij de gang, die naar de toiletten leidde. Een paar tellen later stond hij oog in oog met zijn grote voorbeeld. José Raoul Capablanca y Graupera. De jonge Groninger toonde zijn notitieboekje en gaf Capablanca zenuwachtig een potlood. Capablanca, de rust zelve, schudde Jan Haijer vriendelijk de hand en zei in het Engels dat hij tot zijn spijt vandaag niet zou kunnen winnen (de partij tegen Botwinnik eindigde in remise – red.), zette zijn handtekening in het notitieboekje en vroeg: ,,Schaak je graag?" ,,Natuurlijk, echt heel erg… eh, eh… erg graag meneer", antwoordde het Staunton-talent. ,,Well…Try to be a gentleman too", vervolgde de grootmeester, gaf Jan een aai over zijn bol en beende vervolgens op zijn gemak weer terug naar het podium.

 

Een grootmeester en een grote meester, een gentleman en een voorbeeld, een schaker en een pedagoog.  Raúl Capablanca….

 

Voor de geïnteresseerden volgen hieronder de uitslagen van dit dubbelrondig toernooi:

 

             1  2  3  4  5  6  7  8

1 Keres      ** 1½ ½½ ½½ 1½ ½½ 1½ ½½  8½

2 Fine       0½ ** 1½ 10 10 11 ½½ 1½  8½

3 Botvinnik  ½½ 0½ ** ½0 1½ 1½ ½1 ½½  7½

4 Euwe       ½½ 01 ½1 ** 0½ 0½ 01 1½  7

5 Reshevsky  0½ 01 0½ 1½ ** ½½ ½½ 1½  7

6 Alekhine   ½½ 00 0½ 1½ ½½ ** ½1 ½1  7

7 Capablanca 0½ ½½ ½0 10 ½½ ½0 ** ½1  6

8 Flohr      ½½ 0½ ½½ 0½ 0½ ½0 ½0 **  4½

 

 

 

 

 

(Foto’s van beide hoofdrolspelers staan reeds in het verhaal “Mat in 12” hieronder, vandaar hier wat afbeeldingen van Keres en Euwe uit het beroemde Avro-toernooi. Red.)

 

Paul Keres

 

 

Max Euwe

 

Jan Haijer

 

Terug naar boven

Uit: Kinderen van Caïssa (Schaakvereniging te Hoorn) door Co Buysman. Bewerking: Willem Platje.

 

Mat in 12

 

Van Raúl Capablanca (1888-1942), wereldkampioen schaken van 1921 tot 1927, is bekend, dat hij ooit onder het genot van een mooie Havanna en een goed glas wijn het volgende verhaal aan een goede vriend vertelde:

 

“Een aantal jaren geleden was ik in Duitsland voor een belangrijk schaaktoernooi toen ik in de lobby van het hotel zachtjes op mijn schouder werd getikt. Ik draaide me om en deinsde onwillekeurig terug. Het was een oude man. Eén van het soort, dat nu niet tot de meest aantrekkelijke bejaarde mannetjes behoort. Een gezicht vol vouwen, een vaalgrijze gelaatskleur, kleine rattenoogjes die me priemend aankeken, een gerafelde flambard op het hoofd en enigszins gebocheld. Ik geneerde me een beetje voor mijn primaire reactie en omdat ik dacht dat hij een handtekening van me wilde tastte ik alvast naar mijn pen. Het mannetje echter legde met een verrassend snelle beweging zijn hand op mijn pols en zei raspend: “Ik heb het schaken opgelost!” Enigszins geschrokken deed ik een stap terug. Je kunt immers nooit weten of zo’n gek niet ook gevaarlijk is. Het mannetje grinnikte wat bruine tanden bloot en sprak op fluisterende toon: “Ik ben niet gek. Wees niet bevreesd. Ik wed met u om vijftig mark dat ik het u bewijzen kan.” Schichtig keek hij om zich heen om vervolgens hees te vervolgen: “Op mijn hotelkamer, ik zal het u bewijzen. Ja, u hoeft zelfs niet eens te wedden als dat u tegenstaat. Ik schenk u nu vijftig mark als u mij de gelegenheid geeft om het  bewijs te leveren!”  Met een snel gebaar toverde hij vijftig Reichsmark uit zijn zak, greep mijn onderarm en voordat ik ook maar kon reageren drukte hij me het biljet in de hand. “Eerste verdieping, het bord staat klaar.” Beduusd volgde ik hem de brede trap op naar de eerste verdieping. Hij hinkte een beetje. Een licht gevoel van medelijden drong zich aan mij op. Ik schudde het af. “Vijftig mark is immers vijftig mark en hij wil het zelf”, bedacht ik onderweg en stapte met hem zijn hotelkamer binnen…

 

Op een tafel voor het raam stond inderdaad een schaakbord met alle stukken reeds in de beginstand. Niet het minste schaakbord. Fijn ingelegd met exquise houtsoorten en met prachtige eiken- en ebbenhouten stukken. Een lust voor het oog. Inmiddels lichtelijk geamuseerd nam ik plaats achter de zwarte stukken. Het mannetje hinkte krakend naar de andere stoel. Steunend hees hij zich erop. ‘Ik heb het helemaal opgelost. Waarlijk! Wit geeft mat in 12 zetten ongeacht wat voor tegenspel van zwart dan ook.” Hij speelde zijn eerste zet. Ik deed nonchalant de mijne en wachtte toch wel een beetje gespannen op wat komen ging. Tot mijn verbazing stelde ik vast dat de witte stukken een wel heel vreemde samenwerking aangingen. Wat lacherig speelde ik verder, om er even later tot mijn stomme verbazing achter te komen, dat ik onverwacht mat ging op zet 12!

 

“Excuseer” zei ik, terwijl ik niet op mijn gemak de triomfantelijke oogjes trachtte te vermijden. “Ik was er kennelijk met de gedachten even niet helemaal bij, ik heb een nogal uitputtende partij gespeeld vandaag, ziet u. Staat u mij toe nu wel bij de les te zijn?” Hij knikte zwijgend, maar zijn flauwtjes opgetrokken wenkbrauwen getuigden van een nauwelijks verholen plezier. Lichtelijk geërgerd speelde ik opnieuw. Deze keer wel één van mijn vertrouwde openingen, waarbij het absoluut onmogelijk is om in een dergelijke stelling terecht te komen. Wit speelde een aantal zeer ongebruikelijke zetten, die ik als absoluut inferieur taxeerde, maar tot mijn afgrijzen vond ik mijn koning als uit het niets omsingeld en stond ik mat op zet 12!

 

 Het mannetje keek me aan. “Overtuigd?”, raspte hij. “Krijg vijftig mark van u terug.” Verbouwereerd keek ik hem aan. “Dit is kennelijk mijn dag niet”, stamelde ik. “Wacht u alstublieft even? Ik ben direct weer bij u terug.”  Ik struikelde naar de deur en bijna in paniek rende ik naar beneden om hulp te halen. Ik trof tot mijn fortuin voormalig wereldkampioen Emanuel Lasker, die in de lobby met Alexander Aljechin, regerend wereldkampioen, in geanimeerd gesprek was. Over mijn woorden struikelend deed ik met overslaande stem mijn verhaal. Ze moeten gedacht hebben, dat ik op slag idioot geworden was, maar bezorgd en natuurlijk uitermate sceptisch stemden ze toe om mee te gaan, al was het maar om mij in de gaten te kunnen houden. Natuurlijk zag ik wel dat ze veelbetekenende blikken uitwisselden, maar dat was mij op dat moment om het even. Lasker speelde lacherig wat zetten, maar afschuw stond op zijn gelaat te lezen toen hij in 12 zetten als uit het niets mat stond. Wat narrig nam hij de tweede keer geen risico’s en speelde, op zijn hoede, zo voorzichtig mogelijk. Na een aantal zinloos lijkende zetten van wit echter, zat ook hij voor de tweede keer in een matnet met als resultaat mat op zet 12.

Aljechin probeerde het eveneens tot twee maal toe maar ook hij wist zet 13 niet te bereiken.

 

Het was echt verschrikkelijk! Daar zaten we dan en keken elkaar in totale verbijstering aan. De beste spelers van de wereld. Mannen die hun leven volkomen hadden gewijd aan het spel der spelen! Alles, alles, alles was voorbij! Toernooien, matches… Alles! Simultaans, publicaties, over openingen, midden- en eindspel. Zinloos geworden! Het schaken was opgelost. Ongeacht wat zwart speelt is het mat in 12!.”

 

Op dat moment interrumpeert Capablanca’s vriend hem en zegt: ”Wacht eens even, ik heb hierover nog nooit iets gehoord! Ik verlies nooit in 12 zetten! Wat is er dan gebeurd?” Capablanca antwoordde met een vergenoegde, brede glimlach op het gelaat: “Wij hebben die man natuurlijk vermoord.”

 

José Raúl Capablanca y Graupeira

 

Emanuel Lasker

 

Aleksandr Alesandrovitsj Aljechin

(Александр Александрович Алехин)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Terug naar boven

Bewerking: Willem Platje.

 

Meer schaak- en ander nieuws op www.tomsschaakboeken.nl