|
|
|
|
In memoriam Ongelooflijk,
hoe bestaat het? Hier zit ik
op mijn vertrouwde plek in het huis waar ik nu alweer 15 jaar alleen woon.
Het is middernacht en windstil. De stadsgeluiden zijn verstomd. De gordijnen
zijn open en buiten zie ik een verlaten plein. Geen spelende kinderen meer
die ruziën over de vraag of de bal over de lijn was, geen vrouwen die
bijpraten terwijl ze hun wandelwagens in slaap sussen, geen stelletjes die
elkaar het hof maken, ook de duiven hebben hun favoriete dakgoten opgezocht.
Alleen het geluid van mijn televisietoestel verstoort de rust. Ik kijk naar
het late NOS journaal waarin nogmaals melding wordt gemaakt van mijn
overlijden. Bij het 8-uur journaal kon ik het nog niet geloven, maar ik merk
dat ik al met minder verbazing luister. De foto die ze gebruiken is enigszins
gedateerd, die baard heb ik al minstens tien jaar geleden vaarwel geschoren.
En die bril, die heb ik alleen gedragen tijdens een periode dat mijn vaste
exemplaar in reparatie was. Hebben ze die foto soms bij mijn ex op de kop
getikt en is dit haar ultieme wraakmoment om mij te kijk te zetten? Dan
vergist ze zich toch deerlijk. Want mijn eigen dood bezorgt me steeds meer
een gelukzalig gevoel. Iemand die mij nu zou zien, zou vast de grijns, die
maar niet van mijn gelaat wil wijken, opvallen. Ik heb het gevoel dat
gedurende de avond mijn ongeloof in vrolijkheid is omgeslagen. Mijn
favoriete nieuwslezeres Noraly Beijer, van stal gehaald vanwege de
vakantieperiode, kijkt met een neutraal gezicht triest in de camera en
declameert deemoedig mijn beroepsmatige verdiensten: socioloog, onafhankelijk
denker, economisch adviseur van diverse ministeries, bedenker van de
ingeburgerde term miscussie, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. ´Hij
was gescheiden en laat twee kinderen na´, zo besluit ze haar relaas. Benieuwd
hoelang ze dit bericht zullen herhalen. Die kinderen zullen van niets weten,
aangezien ze beide ver weg van het Nederlandse nieuws in Afrika wonen en
werken. Ze bevestigt slechts wat ook het persbureau ANP en de Wereldomroep
hebben gemeld: ik ben dood. Vervolgens wordt zonder ´bruggetje´, waar ik zo´n
liefhebber van ben - ´De bosbranden in Australië nemen extreme temperaturen
aan, hoe is het met de zomerhitte hier Erwin´ - overgeschakeld naar het
volgende nieuwsfeit. Het gaat over vieze Peter, de kroongetuige in het
liquidatieproces die geen vertrouwen meer heeft in zijn
getuigenbeschermingsprogramma. Hij leeft, maar is zijn leven niet zeker. Ik
leef terwijl ik dood ben. Is het toeval dat ik vanmorgen op mijn
spreukenkalender van verbasterde spreekwoorden het volgende las: Een dag niet gelachen
is een dag niet geleefd. Een dag dood is pas een
dag niet geleefd. Ik kan er nu
als een van de weinigen aan toevoegen dat één dag dood pas leven is. Ik besefte
vanaf het moment dat ik op teletekst mijn in memoriam las, dat ik nu in staat
ben om alles te doen wat me in mijn vorige leven hinderde, vastgeroest als ik
zat in mijn gewoontes, status, aangegane verplichtingen. Geen herensociëteit,
weg met de vrijmetselarij, de jaarlijkse dag voor gepensioneerden van de
universiteit met die oubollige toespraken en activiteiten als een classic car race. Wie verzint dat
soort ongein? En eigenlijk houd ik ook helemaal niet van bridge. Waarom ben
ik in Godsnaam blijven hangen bij die bridgeclub, wie heeft me eigenlijk
daarin geluisd? Dat geneuzel over wie met wie speelt, om maar niet te spreken
van die aanstellerige ouwe wijven. Ik Snel maak ik
een rekensom. Als ik nu de deur uitstap en dit huis verlaat, heb ik genoeg te
besteden om probleemloos verder het leven door te gaan. Ineens overvalt de
paniek me. Zijn mijn spaargelden al geblokkeerd, kan ik nog geld opnemen?
Mijn laptop staat op stand-by. Snel even kijken. Overboeken van spaar- naar
rekening-courant is geen probleem. Pinnen lukt dan ook nog wel, gelukkig ben ik
er ook nog een van de ouwe sok. Ik heb die banken nooit vertrouwd, in die zin
heb ik altijd gemak gehad van het feit dat ik met de helm op ben geboren. Die
voorspellende gaven die me daarmee zijn toegevallen, komen me eindelijk eens
van pas. Ik
ben vrij. Mijn romantische idee om de wijde wereld in te trekken, kan ik nu
uitvoeren. Jammer dat het nu net begint te regenen. Morgen is D-day. Morgen,
dan komt mijn Lazarus moment, dan sta ik op uit dood. Ik voel me het achtste
wereldwonder. Eigenlijk jammer dat ik er niemand deelgenoot van kan maken. |
|
|